Image

Acties WOII en voormalig Nederlands Indië

Acties WOII En Voormalig Nederlands Indië

Tweede Wereldoorlog

Toen het zuidelijk deel van Nederland in 1944 was bevrijd van de Duitse bezetting, hebben vele Nederlanders zich aangemeld bij de nieuw te formeren stoottroepen compagnieën. Deze compagnieën werden ingedeeld bij het voor deze gelegenheid gevormde Commando-Brabant en Commando-Limburg. Later (medio juni 1945) zijn deze samengevoegd tot een regiment. Zij werden direct ingezet in de gebieden onder de grote rivieren, waar Duitse verkenningseenheden regelmatig probeerden te infiltreren in het bevrijde zuiden. Zonder enige vorm van training en met gebrekkige uitrusting, hebben deze "stoters van het eerste uur" zich maximaal ingezet om deze infiltraties te voorkomen, waarbij regelmatig gevechtscontact werd gemaakt met Duitsers. Als bewapening werden vaak buitgemaakte Duitse wapens gebruikt, in combinatie met vooroorlogs materiaal en wapens die tijdens de oorlog gedropt waren door de Britten. Omdat uniformen in de eerste periode ook niet voorradig waren, droegen de stoottroepen blauwe overalls met een oranje band op de linkerarm. De Nederlandse helm uit 1934 was nog beschikbaar en behoorde aanvankelijk min of meer tot de standaard uitrusting. In de beginperiode van het regiment kenden de leidinggevenden geen rangen. Deze mensen waren leider geworden op basis van hun competenties tijdens de bezetting. Medio 1945 moest het regiment eraan geloven. Leidinggevenden moesten een meerdaags examen afleggen, waarna ze tot een passende rang werden bevorderd. Uiteindelijk hebben de Limburgse stoters ingebed in het Amerikaanse leger gediend, terwijl de Brabantse stoters de Duitsers bevochten in samenwerking met de Britten en Canadezen. Zij kregen daar het Engelse tenue, de Limburgers werden uitgerust met Amerikaanse uniformen. Allen waren te herkennen aan de naam 'Stoottroepen' op de schouder. De Zeeuwse vrijwilligers waren ingedeeld bij het in september 1944 (her)opgerichte 14e regiment infanterie. Net als de Brabantse stoters behoorden zij tot de Britse 21e Legergroep. Bij de stoters van het eerste uur dienden niet alleen mannen. De dames die tijdens de bezetting een belangrijke rol speelden in het verzet, gingen na de bevrijding van het Zuiden ook over naar de stoottroepencompagnieën. Hier vervulden zij taken zoals verpleegster of typiste. Door reorganisaties direct na de oorlog moesten zij de stoottroepen verlaten.

Nederlands-Indië

Op 20 september 1945 vertrok het 3e Bataljon Stoottroepen, 800 man sterk, vanuit Den Bosch naar Nederlands Indië. Dit waren veelal dezelfde mensen die vanuit het verzet, ingedeeld bij het regiment gevochten hadden in het land van Maas en Waal en in Duitsland. Omstreeks dezelfde tijd vertrokken vanuit Engeland het 1e en 3e Bataljon Stoottroepen, die daar waren voorzien van een tropenuitrusting. Bijna 8000 oorlogsvrijwilligers en dienstplichtige stoottroepers, verdeeld over negen Bataljons hebben gedurende een periode van vijf jaar in Nederlands Indië gediend. Het waren stoters die als eerste eenheden van de Koninklijke Landmacht voet aan wal hebben gezet in Nederlands Indië, vanuit Malakka. Tijdens de Tweede Politionele Actie in december 1948, nam het 5e bataljon Regiment Stoottroepen (5-RS) deel aan de actie "Kraai", of wel de verovering van Djokjakarta en de gevangenneming van haar leiders. Op 19 december 1948 werd het bataljon 5-RS met Dakota-transporttoestellen ingevlogen op het vliegveld Magoewo bij Djokjakarta. Nadat alle stoters in de namiddag waren ingevlogen kreeg een deel van het bataljon de zorg voor de bewaking van het vliegveld. De 2e en 4e cie 5-RS trokken direct op naar Djokjakarta. De volgende dag namen de stoters het zuidelijke stadsdeel over van het Korps Speciale Troepen. De 2e cie 5-RS verzorgde tevens de bewaking van het paleis waar de regeringsleiders van de republiek, waaronder Soekarno en Hatta, gevangen zaten. De 3e compagnie 5-RS werd op 21 december gelegerd te Salam en Moentilan ter beveiliging van de weg Djokjakarta-Magelang. Eind 1948 werd de 3e cie 5-RS teruggenomen op Djokjakarta. Naast de beveiliging van Djokjakarta kreeg het bataljon ook posten buiten de stad zoals, Kalioerang en Sentolo. Na de Tweede Politionele Actie brak er een zeer zware tijd aan van patrouilleren en zuiveringsacties uitvoeren om het gebied rond Djokjakarta vrij te houden van opstandelingen. In december 1949 werd Indonesië onafhankelijk van Nederland en keerden de stoottroepen terug naar Nederland. Velen gingen terug naar de burgermaatschappij. Nederland was nog herstellende van de Tweede Wereldoorlog, waardoor de bevolking weinig belangstelling en begrip had voor de Indische ervaringen van de teruggekeerde stoters. Vaak was het moeilijk opnieuw te integreren. De steun daarbij vanuit het Ministerie van Defensie was minimaal.

Nieuw Guinea

In 1962 is het 41e Bataljon Regiment Stoottroepen ingezet in Nieuw-Guinea. Op 4 mei vertrokken de stoters aan boord van de Waterman richting Hollandia. Het bataljon werd op Biak, in Kaimana en omgeving gelegerd. Het bataljon werd aangewezen om de troepen langs de 1000 km lange zuidkust te versterken. Vele patrouilles werden gelopen ten einde infiltratie door Indonesische eenheden tegen te gaan, hierbij geholpen door onmisbare Papoea gidsen. Indonesische militairen werden regelmatig het gebied in geparachuteerd of aan land gezet door kleine boten. Vele van deze infiltranten gaven zich over omdat ze vanwege de omstandigheden in de dichte jungle door uitputting niet meer inzetbaar waren. De soevereiniteitsoverdracht op 15 augustus, gevolgd door de wapenstilstand op 18 augustus, betekende het einde van de activiteiten in de omgeving van Kaimana.