

4 Mei-herdenking
Ieder jaar mag ik als voorzitter van de BOSS, in mijn rol als vertegenwoordiger van een van de organisaties van nabestaanden van oorlogsslachtoffers, aanwezig zijn tijdens de Nationale Herdenking in de Nieuwe Kerk en op de Dam. Met trots zie ik dan het detachement Stoottroepen dat ieder jaar de erewacht levert. Een eredienst die zij hebben overgenomen van het erepeloton van de Binnenlandse Strijdkrachten, nadat dat is opgeheven. Om de vier jaar is de commandant een majoor van het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard. Dit jaar was dat de PBC, majoor Bakker. Ook in het erecouloir staan regelmatig veteranen van de Stoottroepen. Dit jaar werd ik daarnaast aangenaam verrast door de aanwezigheid van Edmar Damwijk, oud-stoter en eind jaren ‘90 werkzaam als chauffeur van de vuursteunofficier 13 Infbat, toen ik Hoofd Sie S3 was. Hij was op de Dam bezig met zijn werk; het beveiligen van het Koninklijk paar.
In de loop der jaren is er regelmatig discussie geweest over wie er eigenlijk herdacht worden tijdens de Nationale Herdenking, maar dat is nu vrij helder: de (Nederlandse) slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en van oorlogssituaties en vredesoperaties daarna. Een veelomvattende definitie, die toch ook dit jaar weer tot discussie leidde. Op initiatief van rijksambtenaren en oud-diplomaten werd onder de naam ”4 mei inclusief” in Den Haag tegelijkertijd een alternatieve dodenherdenking georganiseerd, met vele duizenden deelnemers. Naast de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog werden ook de slachtoffers herdacht van genocide en andere vormen van onderdrukking en oorlogsgeweld op andere plekken in de wereld, ‘mede door toedoen of nalaten van de Nederlandse staat’, een behoorlijk pittig statement.
De belangrijkste boodschap van de 4 mei herdenking is: ‘dit nooit meer’. Het jaarthema was dit jaar: ‘80 jaar vrijheid`. In de kerntekst bij dit thema staat o.a. dat wij onze vrijheid in 1945 terugkregen, maar dat op veel plaatsen in de wereld tot op de dag van vandaag oorlog wordt gevoerd. Deze tekst was dit jaar zo’n beetje de enige verwijzing naar bijvoorbeeld de oorlog in Oekraïne en het geweld dat het Israël uitoefent in Gaza. Bij vorige herdenkingen werd in toespraken nog wel eens stilgestaan bij die conflicten en ik had verwacht dat dat dit jaar ook zou gebeuren, maar het bleef angstvallig stil, ook tijdens de toespraak van Minister-President Schoof, waardoor mij steeds meer het gevoel bekroop dat ik bij de verkeerde herdenking aanwezig was.
Het Internationaal Humanitair Recht
Op 13 mei was ik op bezoek bij onze oud-voorzitter en oud-regimentscommandant kolonel buiten dienst Joop Lodders, die inmiddels de respectabele leeftijd van 92 jaar heeft bereikt. In dat gesprek hadden we het o.a. over de toestand in de wereld. Verderop in dit blad vindt u de jaarrede die ik op 10 april uitsprak tijdens de Algemene Ledenvergadering, waarin ik hier ook naar verwijs. Een toestand, die ondertussen alweer deels verouderd is. We hebben inmiddels een nieuwe paus, een demissionair kabinet en is het conflict tussen Israël en Iran verder geëscaleerd. Naast de oorlog in Oekraïne kwam ook het optreden van Israël in Gaza aan de orde. Waarbij zich de vraag opwierp, wanneer je als militair tegen de politieke opdrachtgever zegt: “Hier doen wij niet meer aan mee”.
Tot op heden wordt het optreden van Israël stelselmatig gerechtvaardigd met een verwijzing naar het internationaal humanitair recht en wordt een beroep gedaan op het recht van zelfverdediging. Zo ook door de Israëlische president Herzog, die tijdens zijn bezoek aan Duitsland, beweerde dat de acties van het Israëlische leger in lijn zijn met het internationaal humanitair recht.
Het beroep op het internationaal recht mist echter elke grond. Het is geregeld in internationale verdragen, zoals de Conventies van Genève en de aanvullende protocollen, de Haagse Conventies, het Cultuurgoederenverdrag, het verdrag Chemische wapens en het verdrag Conventionele wapens. Het doel van het internationaal humanitair recht is ten eerste het militair geweld te beperken en onmenselijk gebruik van geweld en onnodig lijden te voorkomen. Hierbij staan de gebruikte methoden en middelen van oorlogvoering centraal. Daarnaast heeft het als doel weerlozen en de beschaving in het algemeen te beschermen tegen de gevolgen van oorlog. Hierbij staan personen en goederen centraal.
In de basis gelden de volgende regels:
· Alleen combattanten (door hun uniform of zichtbaar onderscheidingstekens herkenbare leden van strijdkrachten) en militaire doelen mogen worden aangevallen.
· Niet aangevallen mogen worden:
o Burgers, die niet bij de gevechten betrokken zijn;
o Medisch personeel, medische inrichtingen, hospitalen, medische transporten en geestelijke verzorgers worden beschermd door hun kenteken van het rode kruis, de rode halve maan of het rode vierkant. Het is verboden deze kentekens te misbruiken;
o Combattanten die niet meer vechten als gevolg van verwoningen of ziekte of die zich hebben overgegeven;
o Niet militaire gebouwen die niet van militair belang zijn;
o Gebouwen die worden gebruikt voor godsdienstuitoefening, musea, historische monumenten en andere belangrijke cultuurdragers, tenzij ze voor militaire doeleinden worden gebruikt;
o Onverdedigde steden, dorpen en gebouwen;
o Instellingen voor civiele bescherming, zoals de brandweer.
· Burgers moeten beschermd worden tegen de gevaren van oorlog en mogen niet gebruikt orden om militaire operaties af te schermen.
· Er mag niet meer schade of letsel worden aangericht dan nodig is om de gegeven opdracht uit te voeren (proportionaliteitsbeginsel).
· Plunderen is verboden.
· Het is verboden vergif te gebruiken.
· Munitie of wapens mogen niet zodanig worden aangepast dat daardoor de uitwerking meer letsel veroorzaakt zoals dumdumkogels, bajonetten met zaagsneden of weerhaken.
· Krijgsgevangenen moeten worden ontzien en hebben recht op een menselijke behandeling.
· Alle gewonden en zieken moeten worden behandeld, ook die van de tegenstander. Prioritering in behandeling mag alleen op medische gronden.
· Doden mogen niet worden verminkt. Identificatie moet mogelijk blijven, eigendommen mogen niet worden weggenomen of vernield.
Het schenden van het internationaal humanitair recht levert een oorlogsmisdrijf op.
De situatie in Gaza
Inmiddels zijn er minstens tussen de 40.000 en 80.000 dodelijke slachtoffers waarvan het merendeel vrouwen en kinderen, maar ook vele journalisten en hulpverleners, zelfs als die herkenningstekens en lichten voerden. Het lijkt erop dat Israël in woord en daad uit is op een tweede Nakba in Gaza en een derde op de westoever. (Nabka is de Palestijnse naam voor de etnische zuivering van Palestijnen zoals die tussen 1947 en 1949 plaatsvond in het mandaatgebied Palestina.) Hierbij wordt naast het bewust en stelselmatig vernielen van infrastructuur waaronder ziekenhuizen, scholen, energie- en watervoorzieningen, het ontzeggen van humanitaire hulp en medicijnen nu ook honger als wapen ingezet door een wekenlange voedselblokkade. De van het begin af aan omstreden distributiepunten voor humanitaire hulp van Gaza Humanitarian Foundation, lijken ondertussen meer op een valstrik dan op daadwerkelijke leniging van de door Israël zelf veroorzaakte nood, gezien het aantal doden dat daar door beschietingen dagelijks valt.
Wanneer doen we hier niet meer aan mee?
De conclusie dat deze acties in schril contrast staan met het internationaal humanitair recht, lijkt mij voor de hand te liggen. De vraag blijft dan: wanneer wordt dat erkend en wanneer doen we hier niet meer aan mee? Deze vraag moet als eerste beantwoord worden door politici, die immers de militairen inzetten. Doen zij dat niet dan moet de vraag ultiem beantwoord worden door de militairen zelf. Dat gaat veel verder dan de afweging of er sprake is van een legitiem dienstbevel en vergt vooral morele moed. Inmiddels wordt dit punt door steeds meer Israëlische militairen bereik, gezien het groeiend aantal militairen, die nog langer weigeren ingezet te worden in Gaza.